Arbeiders – bedienden één statuut: het aftellen is begonnen

Over twee jaar, op 8 juli 2013 moeten alle verschillen in sociaal statuut tussen arbeiders en bedienden verdwenen zijn. Aldus het Grondwettelijk Hof gisteren in een niet mis te verstaan arrest. Het Grondwettelijk Hof bevestigde wat iedereen al lang wist. De opzegtermijnen voor arbeiders zijn in strijd met het gelijkheidsbeginsel uit de grondwet en dus moet de arbeidswetgeving aangepast worden. En dat geldt niet alleen voor de opzegtermijnen, maar ook voor de andere verschillen in het statuut, zoals bijvoorbeeld de carenzdagen.

 

De uitspraak kwam er na een prejudiciële vraag van de arbeidsrechtbank van Brussel naar aanleiding van een geding dat werd aangespannen door Georges D. tegen zijn ex-werkgever (kledingfabrikant Bellerose). Georges D. nam het niet dat hij als arbeider een kortere opzegvergoeding kreeg dan de bedienden.

 

Het belang van deze uitspraak schuilt niet alleen in het gelijk dat de arbeiders hier opnieuw halen, maar in het feit dat dankzij het Grondwettelijk hof vanaf nu de klok begint te tikken. De sociale partners hebben al ettelijke interprofessionele akkoorden lang geprobeerd om tot een oplossing te komen. Het enig resultaat was telkens uitstel en afstel. Tijdens de laatste IPA-onderhandelingen kwam wel een compromis tot stand. Voor ABVV-Metaal volstond dat echter niet en kwam het veel te laat. In het beste geval zou hetgeen ter tafel lag in het IPA resulteren in een gelijk statuut in 2068. Toen het stof was gaan liggen, bleek ook uit een analyse van het advocatenkantoor Field Fisher Waterhouse dat de aanpassingen aan de opzegtermijnen, die de regering bij wet doorvoerde op basis van het mislukte IPA, het Grondwettelijk Hof nooit ervan zouden overtuigen dat het verschil tussen arbeiders en bedienden werd weggewerkt.  Een analyse die nu bevestigd wordt. Volgens het Hof is er in de voorbije 18 jaar - in 1993 deed het toenmalig Arbitragehof  een gelijkaardige uitspraak, veel te weinig vooruitgang geboekt in de harmonisering van de statuten. 

 

Het stemt ons natuurlijk tevreden dat we van de hoogste rechterlijke instantie gelijk hebben gekregen. Nog belangrijker dan dat is echter dat het Grondwettelijk Hof voor het eerst ook een strikte timing voor de wetswijziging noodzakelijk acht. ‘De tijd waarover de wetgever mag beschikken om een ongrondwettige situatie te verhelpen, is niet onbegrensd.’ En dus hebben sociale partners en wetgevende macht nog twee jaar tot uiterlijk 2013 om de discriminatie weg te werken. Dat is geen lange termijn meer, zelfs geen middellange, maar na alles wat we meegemaakt hebben is dit voor de arbeiders zeer korte termijn.

 

In het parlement circuleren al heel wat wetsvoorstellen om de discriminerende aspecten aan te pakken. ABVV-Metaal pleit ervoor om geen ad-hocoplossingen naar voren te schuiven. ABVV-Metaal wil dat er werk wordt gemaakt van een volledig nieuw werknemersstatuut waarin alle aspecten aan bod komen.

 

In de formateursnota van Di Rupo kwam het arbeiders-bediendenstatuut op een verdwaald zinnetje na niet aan bod. Dankzij het Grondwettelijk Hof kan men er nu niet meer omheen. Toch moet iedereen zich realiseren dat in sociale aangelegenheden, zoals in de politiek, het resultaat van onderhandelingen er eentje is van een compromis en dus van geven en nemen. De vraag is wie de arbeiders nog wil ontzeggen waar ze recht op hebben? Voor ABVV-Metaal is het duidelijk: het aftellen is begonnen. Men heeft nog 730 dagen en vanaf dan kan elke arbeider zijn rechten opeisen via de rechtbank.

 

Herwig Jorissen
Voorzitter