Lonen : Cijfers die het verhaal van de patroons weerleggen

wo, 07/08/2013

De Belgische lonen zijn veel hoger dan die van de buurlanden. Dat is althans wat de patroons ons willen doen geloven. Maar volgens een recent rapport van experts mag dit hardnekkige idee naar de papiermand. Een rapport dat nota bene opgesteld werd in opdracht van de regering om te bewijzen dat de Belgische lonen te hoog zijn…




In november 2012 besliste de Belgische regering om een reeks maatregelen te nemen om de Belgische “loonhandicap” weg te werken. Volgens de regering (maar ook volgens de N-VA en de werkgeversorganisaties) zouden de loonkosten in België hoger liggen dan in Duitsland, Nederland en Frankrijk. Onze loonkosten zouden zelfs tot de hoogste van Europa behoren. Voor bedrijven zou dat neerkomen op een “handicap”. Als er niets wordt gedaan om dat verschil weg te werken, zouden bedrijven uit België wegtrekken en zou de crisis verergeren. Dat is althans de redenering die de regering als onweerlegbare waarheid wil opleggen.


Een beleid van besparingen


De regering luistert naar wat de werkgevers zeggen, en dus namen onze ministers een hele rist maatregelen:


• aanpassingen aan de index, waardoor 0,25% van de koopkracht verloren ging;


• een loonstop voor twee jaar (2013-2014);


• verlaging van de sociale bijdragen die werkgevers aan de sociale zekerheid moeten betalen als ze een werknemer in dienst nemen.


De regering wilde ook de wet van 1996 (de wet die de lonen reglementeert) aanpassen, om de lonen te kunnen bevriezen zolang die hoger liggen dan in de buurlanden. Dat laatste punt had al in januari 2013 geregeld moeten zijn, maar om te weten hoe groot die loonhandicap juist is, liet de regering toen eerst een verslag opstellen door “experts”. Dat verslag moest begin juli klaar zijn.


Nu, begin augustus, ligt de aanpassing van de wet van 1996 nog altijd op tafel, ook al stelde de regering al verschillende ontwerpteksten op – die onthuld werden door Solidairen Le Soir. De betogingen van de sociale beweging tussen februari en juni zetten de regering enorm onder druk. De regering wilde daarom nog één ultiem wapen uit de kast halen om de wetswijziging nog voor de vakantie door te drukken: het verslag van de expertgroep… Maar wat blijkt? Dat verslag keert zich uiteindelijk tegen de regering.


De illusies en de feiten


Sinds 1996 (het referentiejaar) lijken de Belgische uurlonen sneller te stijgen dan het gemiddelde loon in de buurlanden. Uit het verslag van de expertgroep blijkt dat dit maar schijn is. Waarom? Omdat de werkgevers ieder jaar meer subsidies krijgen ​​als ze iemand aanwerven. Tussen 1996 en 2011 is het aandeel van de subsidies in de totale loonmassa van de privésector liefst elf keer groter geworden! 4% van de loonmassa bestaat nu uit subsidies.


Als een werkgever bijvoorbeeld zegt dat hij een werknemer 100 euro betaalt, betaalt hij eigenlijk minder dan 96 euro. Dat komt omdat werkgevers op tal van manieren steun krijgen: activeringssubsidies bij aanwerving van een jongere, dienstencheques, subsidies voor ploegen- of nachtarbeid, voor overuren…


Maar hoe zit het in andere landen? Wel, België blijkt een speciaal geval te zijn. In ons land wordt arbeid veel meer gesubsidieerd dan in de buurlanden. “Noch de subsidie voor overuren, noch die met betrekking tot ploegen- en nachtarbeid vinden hun tegenhanger in de ons omringende landen”, zeggen de experts.


Concreet, als je rekening houdt met alle subsidies, stegen de Belgische loonkosten sinds 1996 0,55% meer dan het gemiddelde van de buurlanden! Dat betekent dat een Belgische werknemer jaarlijks 0,036% meer verdiende dan de gemiddelde werknemer in de buurlanden. Minder dan een peulenschil dus.


Bovendien geeft dit gemiddelde nog een vertekend beeld ook, want het wordt naar beneden getrokken door Duitsland, dat al jaren een strikte loonmatiging aanhoudt. Tussen 1996 en 2011 stegen de Franse lonen in de industriële bedrijfstakken 5,7% meer dan de Belgische lonen, en de Nederlandse lonen 8,8%!


Patroons leggen zich niet neer bij de feiten


De werkgevers zeggen dikwijls dat de vergelijking met 1996 niet opgaat, omdat onze lonen toen ook al hoger waren dan de lonen in de buurlanden. Volgens de werkgevers en de N‑VA moeten de “absolute” lonen vergeleken worden, en niet alleen de evolutie sinds 1996. Maar wie goed leest, ziet dat ook wat dat betreft het verslag van de expertgroep vernietigend is voor wat de werkgevers beweren.


Het verslag berekent de loonkost per eenheid product voor de hele industrie (de economische sector die het meest blootgesteld staat aan de internationale concurrentie). En daar merken we dat de loonkost per eenheid product in België lager ligt dan het gemiddelde van de drie grote buurlanden.


De loonkost per eenheid product, wat is dat?

De volkswijsheid zegt dat je geen appels met peren mag vergelijken. Wat betreft het vergelijken van de lonen hebben de experts van het patronaat de gewoonte te vergelijken wat hun het beste uitkomt. Zo vergelijken ze het uurloon. Maar is dat wel een goed vergelijkingspunt? 

Als een baas iemand een zeer laag loon betaalt, maar zijn productiviteit is zeer laag, dan is het mogelijk dat hij er niet bij wint. Om zowel rekening te houden met het loon als met de productiviteit gebruikt men internationaal als maatstaf de loonkost per geproduceerd product. De loonkost per eenheid product (Unit Labour Cost) meten is veel correcter dan de loonkost per uur vergelijken: van belang is de kost van het product. Als een werknemer meer kost maar productiever is, dan compenseert het een het ander. Als enkel het uurloon zou tellen, dan zouden alle bedrijven verhuizen naar Bangladesh. 

(Uit de brochure De crisis, de lonen, de index en het interprofessioneel akkoord van de studiedienst van de PVDA, september 2012.)


0,09% reële loonsverhoging op vier jaar tijd...


Het European Trade Union Institute toont op zijn website de reële loonstijgingen in 28 Europese landen tussen 2009 en 2012.1 Wat blijkt? Tussen 2009 en 2012 zijn de Belgische lonen gestegen met 0,09% (buiten inflatie, dat wil zeggen: zonder rekening te houden met de stijgende levensduurte). De lonen van Belgische werknemers zijn dus al minstens vier jaar omzeggens bevroren.


In dezelfde periode stegen de lonen in Duitsland met 0,46%. In Frankrijk, was dat 0,75% en in Nederland 0,25%. Dat is niet veel, maar wel heel wat meer dan in België.


Het verslag van de expertgroep is niet onschuldig


Het verslag dat de expertgroep uitbrengt aan de regering, verschaft ook munitie aan de werkgevers en de overheid die willen doorgaan het beleid van een loonstop. Op verzoek van de overheid analyseert verslag van de expertgroep de verschillen voor 21 economische sectoren. En tussen die verschillende sectoren vinden we verschillen in lonen en productiviteit. In de bouwsector is de Belgische loonkost per eenheid product bijvoorbeeld veel lager dan in alle buurlanden, maar bij sommige andere sectoren ligt de Belgische loonkost (een klein beetje) hoger.


De experts hebben ook ingewikkelde berekeningen gemaakt om de loonhandicap te berekenen als er geen rekening gehouden wordt met deze of gene subsidie ​​die niet voor iedere werkgever of alleen maar in een aantal sectoren geldt.


Op basis van dat alles suggereren de experts dat een interprofessionele loonsverhoging geen zin heeft, omdat die sectoren met een grote loonhandicap te veel zou bevoordelen. Zo sluiten ze zich aan bij de Europese Commissie, die de loononderhandelingen zo veel mogelijk wil decentraliseren en de solidariteit tussen verschillende sectoren wil breken. Want net die solidariteit toont de kracht van de werkende mensen het duidelijkst, en zorgt ervoor dat syndicaal en economisch sterkere sectoren de andere sectoren kunnen helpen om loonsverhogingen af te dwingen.


Concurrentie: een kwestie van inhoud


Als we verder kijken dan de loonvergelijkingen, dan blijkt trouwens dat het keurslijf van het concurrentievermogen dat de regering en de werkgevers ons proberen op te leggen, neerkomt op zelfmoord.


Wat is dat, een competitieve economie? Voor de werkgevers en onze ministers is dat in de eerste plaats een economie die exporteert, een economie die competitief is op de internationale markt. En om te kunnen “concurreren”, zo zeggen onze ministers en de werkgeversorganisaties, moeten de lonen dalen of op zijn minst bevroren worden.


Dit beleid wordt toegepast in heel Europa, met als belangrijkste gevolg dat de werknemers minder geld overhouden en dus minder consumeren. De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) legt uit welk gevaar zo’n strategie inhoudt: “Een strategie die gebaseerd is op de vermindering van de loonkost per eenheid product (…) kan het gevaar inhouden eerder de binnenlandse consumptie te verlagen dan de export te verhogen. Als een groot aantal landen tegelijk overgaat tot loonverminderingen om redenen van competitiviteit, dan kan dat leiden tot een ‘wedren naar beneden’ op het vlak van het aandeel van de lonen en zo de globale vraag verminderen.”2


Het mechanisme dat de IAO beschrijft, wordt bevestigd door de praktijk. Het laatste jaarverslag van de Nationale Bank legt uit dat de recessie van 2012 voornamelijk te wijten was aan de daling van de overheidsconsumptie (door de besparingsmaatregelen) en de daling van de privéconsumptie (door jobverlies en door loonverlagingen en -bevriezingen).


Zo zorgt dit lagelonenbeleid ervoor dat de werkende mensen armer worden en dat de crisis verergert.


Maar als dit beleid zo schadelijk is, waarom bestaat het dan nog? Dat komt omdat er toch nog winnaars zijn bij dit beleid: de grote aandeelhouders, ook bekend als “het Kapitaal”. Tussen 2000 en 2009 stegen de winsten van de grote bedrijven met 75%, en de dividenden gingen maal drie, terwijl ze in de jaren 90 al geboomd hadden. Financieel specialist Paul Jorion legt uit: “Sinds 1993 is het gewicht van de loonmassa in Frankrijk praktisch niet gewijzigd. Het probleem zit dus ergens anders, en met name in de kosten van het kapitaal.”